Stel je krijgt een brief van je bank waarin staat dat na zeven jaar je hele hypotheekschuld is kwijtgescholden. Of je hebt zelf een bedrag uitgeleend en je krijgt na het zevende jaar niets meer terug. Zo kun je toch geen bedrijf in stand houden of een samenleving opbouwen?
Het is misschien wel een van de meest schokkende bevelen in de Bijbel. In Leviticus 25 staat dat elk zevende jaar gehuurde spullen moeten worden teruggegeven, schulden kwijtgescholden en slaven vrijgelaten. Na zeven keer zeven jaar krijgen we als hoogtepunt het vijftigste jaar van kwijtschelding en teruggave: het jubeljaar. Een heel jaar waarin de economische balans wordt hersteld. Alles wat met eigendom en schuld te maken heeft, wordt op zijn kop gezet en er komt rust in het land.
In het jubeljaar klinkt de trompet, de yabal. Daar komt het woord jubel vandaan. Het evenwicht tussen rijk en arm wordt hersteld. Niet meer investeren en vermeerderen, maar verminderen en herverdelen. We kunnen ons in veel wetten wel vinden en sommige regels willen we ook nog wel op onszelf toepassen. Maar dit is toch praktisch onmogelijk?
Misschien is juist wel ons meest kwetsbare punt dat we die ontvangen zegen beschouwen als ons onweerlegbare eigendom.
Laten we toch een poging wagen om als gemeente eens na te denken over zo’n jubeljaar. Zijn er dingen die we mee kunnen nemen in het vieren van ons eigen ‘jubeljaar’? We zien dat het nadenken over bezit, geld en eigendom centraal staat in het onderwijs aan Israël, maar ook aan de gemeente. Walter Brueggemann omschrijft het mooi in zijn artikel On Signal: Breaking the Vicious Cycles: ‘Leven in gemeenschap bestaat niet uit meer krijgen, maar in goed delen.’ Zijn er concrete, tastbare dingen die wij in ons jubileumjaar kunnen verminderen, herverdelen en uitdelen om zo armen en minderbedeelden deelgenoot te maken van onze rijkdom?
De gevolgen van een jubeljaar roepen diep ongemak op. Het is dan ook niet zo vreemd dat veel mensen zich afvragen of dit jubeljaar ooit écht in de praktijk is gebracht. Maar is deze vraag stellen niet juist een teken van intense weerstand tegen het idee van een jubeljaar? We verdedigen ons eigendom en ons geld te vuur en te zwaard. Het is van ons en we bepalen zelf wat we er mee doen. Misschien is juist wel ons meest kwetsbare punt dat we die ontvangen zegen beschouwen als ons onweerlegbare eigendom. Maar wat doen we als God terugvraagt wat Hij ons heeft gegeven? Wat vraagt God van ons als gemeente als we vijftig jaar van zegen vieren met elkaar?
In Lukas 4:19 leest Jezus uit Jesaja 61, volgens sommigen gaat deze tekst over het jubeljaar. Jezus is de yabal die het jubeljaar aankondigt. Het koninkrijk van Jezus wordt de plaats waar het jubeljaar gaat worden gevierd De yabal klinkt en luidt allereerst rust voor het land in. Het werk wordt neergelegd. Er komt ruimte om te luisteren, te bidden en genade te ervaren.
Wat zou het mooi zijn als we op onze vijftigste verjaardag ook die rust zouden nemen en iets van dat hemelse koninkrijk in ons leven mogen ervaren.
Ik wens ons allen een heerlijk en gezegend jubeljaar toe.